Gereedschappen gebruiken

Ga op een van de volgende manieren te werk:
• Klik op een gereedschap in de gereedschapset. Als rechts onder in het pictogram een driehoekje wordt weergegeven,
houdt u de muisknop ingedrukt om verborgen gereedschappen weer te geven. Klik vervolgens op het gewenste
gereedschap.
• Druk op de sneltoets voor het gereedschap. De sneltoets wordt weergegeven in de knopinfo. U kunt bijvoorbeeld het
gereedschap Verplaatsen selecteren door op de letter 'V' te drukken.

De selectiegereedschappen gebruiken
A. Het gereedschapspalet B. Het actieve gereedschap C. De verborgen gereedschappen D. De naam van het gereedschap E. De sneltoets van
een gereedschap F. Driehoekje voor verborgen gereedschappen

Galerie voor notitie-, meet- en navigatiegereedschappen


Met de notitiegereedschappen maakt u notities en
gesproken notities die u aan een afbeelding kunt toevoegen.


Met het pipet kunt u monsters nemen van de kleuren in een afbeelding.


Met de liniaal meet u afstanden, locaties en hoeken.


Met het handje verplaatst u een afbeelding binnen het eigen venster.


Met het gereedschap Zoomen vergroot en verkleint u de weergave van een afbeelding.

Teken- en tekstgereedschappengalerie


Met de gereedschappen voor Padselectie kunt u vormen of segmenten selecteren waarbij ankerpunten, richtingslijnen en richtingspunten worden weergegeven.


Met het gereedschap Tekst kunt u een afbeelding van tekst voorzien.


Met de gereedschappen voor Tekstmasker maakt u tekstvormige selecties.


Met de pengereedschappen tekent u padenmet vloeiende randen.


Met de vormgereedschappen en het gereedschap Lijn tekent u vormen en lijnen in een normale laag of een vormlaag.


Met het gereedschap Aangepaste vormen maakt u aangepaste vormen die u selecteert uit een lijst.

Galerie met tekengereedschappen


Met het penseel tekent u penseelstreken.


Met het potlood tekent u lijnen met harde randen.


Met het gereedschap Kleur vervangen vervangt u een geselecteerde kleur door een nieuwe kleur.


Met het Historiepenseel tekent u een kopie van de geselecteerde staat of opname in het huidige afbeeldingsvenster.


Met het gereedschap Tekeninghistorie brengt u gestileerde penseelstreken aan waarmee u verschillende schilderstijlen kunt nabootsen aan de hand van een geselecteerde staat of opname.


Met de verloopgereedschappen maakt u overvloeiingen tussen kleuren die rechtlijnig, radiaal, onder een bepaalde hoek, gereflecteerd of ruitvormig verlopen.


Met het emmertje vult u gebieden die dezelfde kleur hebben met de voorgrondkleur.

Galerie met gereedschappen voor retoucheren


Met het gereedschap Snel retoucheerpenseel verwijdert u vlekjes en objecten.


Met het retoucheerpenseel repareert u de onvolkomenheden in een
afbeelding met gebruik van een kleurmonster of een patroon.


Met het gereedschap Reparatie repareert u de onvolkomenheden in een
geselecteerd gebied van een afbeelding met een kleurmonster of patroon.


Met het gereedschap Rode ogenverwijderen verwijdert u de rode reflectie die door het gebruik van een flits wordt veroorzaakt.


Met het gereedschap Kloonstempel tekent u met een kleurmonster dat afkomstig is uit een afbeelding.


Met het gereedschap Patroonstempel tekent u met een patroon dat afkomstig is uit een afbeelding.


Met het gummetje wist u pixels en herstelt u delen van een afbeelding in een eerder opgeslagen staat.


Met het achtergrondgummetje wist u gebieden en maakt u deze transparant door te slepen.


Met het tovergummetje wist u met één klik egaal gekleurde gebieden en maakt u deze transparant.


Met het gereedschap Vervagen vervaagt u de harde randen in een afbeelding.


Met het gereedschap Verscherpen maakt u de vage randen van een afbeelding scherper.


Met het gereedschap Natte vinger smeert u de kleuren in een afbeelding uit.


Met het gereedschap Tegenhouden maakt u gebieden in een afbeelding lichter.


Met het gereedschap Doordrukken maakt u gebieden in een afbeelding donkerder.


Met het gereedschap Spons brengt u wijzigingen aan in de kleurverzadiging van een gebied.

Galerie met uitsnijd- en segmentgereedschappen


Met het gereedschap Uitsnijden kunt u afbeeldingen bijsnijden.


Met het gereedschap Segment maakt u segmenten.


Met het gereedschap Segmentselectie selecteert u segmenten.

Galerie met selectiegereedschappen


Met de selectiekadergereedschappen maakt u rechthoekige en ovale selecties, of selecties die bestaan uit één rij of één kolom.


Met het gereedschap Verplaatsen verplaatst u selecties, lagen en hulplijnen.


Met de lassogereedschappen maakt u willekeurig gevormde, veelhoekige (met rechte zijden) enmagnetische selecties.


Met het gereedschap Snelle selectie kunt u snel een selectie 'tekenen'met gebruik van een aanpasbaar rond penseeluiteinde.



Met de Toverstaf selecteert u gebieden met dezelfde kleur.

Informatie over gereedschappen

Wanneer u Photoshop start, wordt de gereedschapset links in het scherm weergegeven. Sommige gereedschappen in de
gereedschapset hebben opties die in de contextgevoelige optiebalk worden weergegeven. Dit zijn de gereedschappen voor
tekst invoeren, selecteren, tekenen, vormen tekenen, monsters nemen, bewerken, verplaatsen, notities invoegen en
afbeeldingen weergeven. Met andere gereedschappen kunt u de voor- of achtergrondkleur wijzigen, naar Adobe Online
gaan en in verschillende modi werken.

U kunt bepaalde gereedschappen uitvouwen, zodat verborgen onderliggende gereedschappen zichtbaarworden. Een kleine
driehoek rechts onder in het gereedschapspictogram geeft aan dat er verborgen gereedschappen zijn.

U kunt informatie over elk gereedschap bekijken door de aanwijzer erop te plaatsen. De naam van het gereedschap
verschijnt als knopinfo onder de aanwijzer. Knopinfo biedt soms koppelingen naar extra informatie over het gereedschap.

Menukleuren in- of uitschakelen

Schakel in de Interface-voorkeuren de optie Menukleuren tonen in of uit.

Verborgen menuopdrachten tijdelijk tonen

Het is mogelijk om tijdelijk opdrachten te tonen die u hebt verborgen in een menu. Nadat u het menu sluit, wordt de
opdracht weer verborgen.

Ga op een van de volgende manieren te werk:
• In een menu met verborgen opdrachten kiest u Alle menuopdrachten weergeven.
• Houd Shift ingedrukt en klik op een menu met verborgen opdrachten.

Een set menu's verwijderen

1 Ga op een van de volgende manieren te werk:
• Kies Bewerken > Menu's.
• Kies Venster > Werkruimte > Sneltoetsen en menu's en klik op het tabblad Menu's.
2 Kies een set menu's in het menu Set in het dialoogvenster Sneltoetsen en menu's.
3 Klik op het pictogram met de prullenbak .

Een set menu's definiëren

1 Ga op een van de volgende manieren te werk:
• Kies Bewerken > Menu's.
• Kies Venster > Werkruimte > Sneltoetsen en menu's en klik op het tabblad Menu's.
2 In het dialoogvenster Sneltoetsen en menu's kiest u een setmenu's in hetmenu Set (Standaardinstellingen Photoshop is
de enige optie totdat u een nieuwe setmaakt).3 Kies een type bij menu Menu voor:
Toepassingsmenu's Hiermee kunt u kleur tonen in, verbergen in of toevoegen aan opdrachten in toepassingsmenu's.
Paletmenu's Hiermee kunt u kleur tonen in, verbergen in of toevoegen aan opdrachten in paletmenu's.
4 Klik op het driehoekje naast een menu of paletnaam.
5 Ga op een van de volgende manieren te werk:
• Klik op de knop Zichtbaarheid om een menuopdracht te verbergen.
• Als u een menuopdracht wilt tonen, klikt u op de lege knop Zichtbaarheid.
• Als u een kleur wilt toevoegen aan een menuopdracht, klikt u op de kleurstaal en kiest u een kleur.
6 Wanneer de menu's zijn gewijzigd, voert u een van de volgende handelingen uit:
• Als u alle wijzigingen wilt opslaan in de huidige set menu's, klikt u op de knop voor het opslaan van de set .
Wijzigingen in een aangepaste set worden dan opgeslagen. Wanneer u de wijzigingen opslaat naar de set Photoshop
standaardinstellingen, wordt het dialoogvensterOpslaan geopend. Typ een naamvoor de nieuwe set en klik op Opslaan.
• Om een nieuwe set te maken die is gebaseerd op de huidige set menu's, klikt u op de knop Set opslaan als .

Opmerking:Als u de huidige wijzigingen niet hebt opgeslagen, kunt u op Annuleren klikken omgeenwijzigingen door te voeren
en het dialoogvenster te sluiten.

7 In het dialoogvenster Opslaan voert u de naam in voor de set en klikt u op Opslaan.

Een kleur kiezen voor een menuopdracht met het dialoogvenster Sneltoetsen en menu's

Contextmenu's weergeven

In contextmenu's worden opdrachten weergegeven die betrekking hebben op het actieve gereedschap, palet of op de actieve
selectie. Ze verschillen van de menu's boven in de werkruimte.

Het contextmenu voor het pipet weergeven

1 Plaats de aanwijzer op een afbeelding of element van een palet.
2 Klik met de rechtermuisknop (Windows) of klik terwijl u Control ingedrukt houdt (Mac OS).

Werken met pop-uppaletten

Met pop-uppaletten krijgt u snel toegang tot de beschikbare opties voor penselen, stalen, verlopen, stijlen, patronen,
contouren en vormen. U kunt pop-uppaletten aanpassen door items te hernoemen of te verwijderen en door bibliotheken
te laden, op te slaan en te vervangen. U kunt de weergave van een pop-uppalet aanpassen, zodat van de items alleen de
naam, alleen een miniatuur of zowel de naam als een miniatuur worden weergegeven.
Klik op een miniatuur van een gereedschap in de optiebalk om het bijbehorende pop-uppalet weer te geven. Klik op een
item in het pop-uppalet om het te selecteren.

Het pop-uppalet Penseel in de optiebalk
A. Klik om het pop-uppalet weer te geven. B. Klik om het menu van het pop-uppalet weer te geven.


Een item in een pop-uppalet hernoemen of verwijderen:

Selecteer een item, klik op de driehoek in de rechterbovenhoek van het pop-uppalet en kies één van de volgende opties:
Naam wijzigen Hiermee kunt u een nieuwe naam aan het item geven.
Verwijderen Hiermee verwijdert u een item uit het pop-uppalet.

Opmerking: U kunt een item ook uit een pop-uppalet verwijderen door Alt (Windows) of Option (Mac OS) ingedrukt te
houden en op het item te klikken.

De lijst met elementen in een pop-uppalet aanpassen:

1 Klik op het driehoekje rechtsboven in het pop-uppalet om het paletmenu weer te geven.
2 Als u de standaardbibliotheek wilt herstellen, kiest u de opdracht Herstellen. U kunt de huidige lijst vervangen of de
standaardbibliotheek aan de huidige lijst toevoegen.
3 Voer een van de volgende handelingen uit om een andere bibliotheek te laden:
• Kies de opdracht Laden als u een bibliotheek wilt toevoegen aan de huidige lijst. Selecteer vervolgens het
bibliotheekbestand dat u wilt gebruiken en klik op Laden.
• Kies de opdracht Vervangen als u de huidige lijst door een andere bibliotheek wilt vervangen. Selecteer vervolgens het
bibliotheekbestand dat u wilt gebruiken en klik op Laden.
• Kies een bibliotheekbestand (onder aan het paletmenu). Klik vervolgens op OK om de huidige lijst te vervangen of op
Toevoegen om de bibliotheek aan de huidige lijst toe te voegen.
4 Als u de huidige lijst wilt opslaan als een bibliotheek voor toekomstig gebruik, kiest u Opslaan. Vervolgens voert u een
naam in voor het bibliotheekbestand en klikt u op Opslaan.
(Mac OS) Voer ook de extensie van het bibliotheekbestand in, zodat u de bibliotheken gemakkelijk kunt delen tussen
besturingssystemen. Selecteer Altijd bestandsextensie toevoegen in Voorkeuren bestandsbeheer om extensies achter
bestandsnamen te zetten.

De weergave van elementen in een pop-uppalet aanpassen:

1 Klik op het driehoekje rechtsboven in het pop-uppalet om het paletmenu weer te geven.
2 Selecteer een weergaveoptie: Alleen tekst, Kleine lijst of Grote lijst.

Miniregelaars

In bepaalde paletten, dialoogvensters en optiebalken kunt u waarden wijzigen door miniregelaars te slepen.Miniregelaars
zijn verborgen totdat u de aanwijzer plaatst op de titel van de regelaar of pop-upregelaar. Als de aanwijzer verandert in een
wijzend handje, sleept u de regelaar naar links of rechts. Als u Shift ingedrukt houdt tijdens het slepen, zal de waarde met
een factor 10 toenemen.

Als u de cursor boven een titel van een regelaar of pop-upregelaar houdt, wordt de miniregelaar weergegeven

Pop-upregelaars

Bepaalde paletten, dialoogvensters en optiebalken stelt u inmet pop-upregelaars (bijv. de optieDekking in het palet Lagen).
Als er naast het tekstvak een driehoek staat, kunt u de pop-upregelaar activeren door op de driehoek te klikken. Plaats de
aanwijzer op de driehoek naast de instelling, houd demuisknop ingedrukt en sleep de regelaar of hoekstraal tot de gewenste
waarde is bereikt. Als u het vakmet de regelaar wilt sluiten, klikt u buiten het vak of drukt u op Enter. Als u wijzigingen wilt
annuleren, drukt u op de Escape-toets.Als u in het geopende vak van de pop-upregelaar de waarden wilt verhogen of verlagen met veelvouden van 10%, houdt u
Shift ingedrukt en drukt u op pijl-omhoog of pijl-omlaag.

Verschillende soorten pop-upregelaars gebruiken
A. Klik om het vak met de pop-upregelaar te openen B. Sleep de regelaar of hoekstraal.


U kunt bepaalde pop-upregelaars ook minimaliseren. Als u bijvoorbeeld de aanwijzer boven 'Vullen' of 'Dekking' in het
palet Lagen houdt, verandert de aanwijzer in een handje. Vervolgens kunt u de aanwijzer naar links of naar rechts slepen
om het vullings- of dekkingspercentage te wijzigen.

Waarden invullen in de paletten, dialoogvensters en op de optiebalk

Ga als volgt te werk:
• Typ een waarde in het tekstvak en druk op Enter (Windows) of Return (Mac OS).
• Sleep de regelaar.
• Plaats de aanwijzer op de titel van een regelaar of pop-upregelaar. Als de aanwijzer verandert in een wijzend handje,
sleept u de miniregelaar naar links of rechts. Deze functie is alleen beschikbaar voor de geselecteerde regelaars en popupregelaars.
• Sleep de schijf.
• Klik op de pijlknoppen in het palet om de waarde te verhogen of te verlagen.
• (Windows) Klik in het tekstvak en gebruik vervolgens de toets Pijl-omhoog of Pijl-omlaag omde waarde te verhogen of
te verlagen.
• Selecteer een waarde in het menu van het tekstvak.

Manieren om waarden in te voeren
A. Menupijl B. Miniregelaar C. Tekstvak D. Schijf E. Regelaar

Adobe Bridge

Adobe® Bridge is een platform-overschrijdende toepassing, die wordt geleverd bij de Adobe® Creative Suite® 3-
componenten en waarmee u de middelen die u nodig hebt om afgedrukte inhoud en web-, video- en audio-inhoud te
maken, kunt zoeken en ordenen.Ukunt Bridge starten vanuit elke Creative Suite-component en deze toepassing gebruiken
om toegang te krijgen tot middelen van Adobe en andere middelen.

Opslaan, verwijderen en schakelen tussen werkruimten

Door de huidige grootte en positie van deelvensters als een benoemde werkruimte op te slaan, kunt u die werkruimte zelfs
herstellen wanneer u een deelvenster verplaatst of sluit.De namen van de opgeslagen werkruimten verschijnen in hetmenu
Venster > Werkruimte
In Photoshop kan de opgeslagen werkruimte een specifieke sneltoetsenset en een menuset bevatten.

Een aangepaste werkruimte opslaan:

1 Als de werkruimte de configuratie heeft die u wilt opslaan, voert u één van de volgende handelingen uit:
• (Photoshop, Illustrator, InDesign) Kies Venster > Werkruimte > Werkruimte opslaan.
• (Flash) Kies Venster > Werkruimte > Huidige opslaan of kies Huidige opslaan in het menu Werkruimte in de balk
Bewerken.
• (Photoshop) Kies Werkruimte opslaan in het menu Werkruimte in de optiebalk.
2 Typ een naam voor de werkruimte.
3 (Photoshop) Onder Vastleggen selecteert u een of meer opties:
Paletlocaties Als u de huidige paletlocaties wilt opslaan.
Sneltoetsen Als u de huidige sneltoetsenset wilt opslaan.
Menu's Als u de huidige set menu's wilt opslaan.
4 Klik op OK.

Werkruimten weergeven of schakelen tussen werkruimten:

Flash, Illustrator, InDesign en Photoshop bevatten vooraf ingestelde werkruimten die zijn ontworpen om bepaalde taken
gemakkelijker te maken.
• Kies Venster > Werkruimte en selecteer een werkruimte.
• (Photoshop) Kies een werkruimte in het menu Werkruimte in de optiebalk.
• (Flash) Kies een werkruimte in het menu Werkruimte in de balk Bewerken.
(InDesign en Photoshop) Wijs sneltoetsen toe aan elke werkruimte om snel tussen werkruimtes te kunnen navigeren.

Een aangepaste werkruimte verwijderen:

• (Illustrator) Kies Venster > Werkruimte > Werkruimten beheren, selecteer de werkruimte en klik vervolgens op het
pictogram Verwijderen.
• (InDesign) Kies Venster > Werkruimte > Werkruimten verwijderen, selecteer de werkruimte en klik vervolgens op
Verwijderen.
• (Flash) Kies Beheren in het menu Werkruimte in de balk Bewerken, selecteer de werkruimte en klik vervolgens op
Verwijderen. Of kies Venster > Werkruimte > Beheren, selecteer de werkruimte en klik vervolgens op Verwijderen.
• (Photoshop) Kies Werkruimte verwijderen in het menu Werkruimte in de optiebalk. Of kies Venster > Werkruimte >
Werkruimten verwijderen, selecteer de werkruimte en klik vervolgens op Verwijderen.

(Photoshop) Opstarten met de meest recente of standaard paletlocaties:

Als u Photoshop start, kunnen deelvensters op hun oorspronkelijke standaardlocaties worden weergegeven, of worden
weergegeven zoals u ze laatst hebt gebruikt.
❖ In Interfacevoorkeuren:
• Om deelvensters op hun laatste locaties weer te geven bij het opstarten, selecteert u Paletlocaties herinneren.
• Om deelvensters op hun standaardlocaties weer te geven bij het opstarten, deselecteert u Paletlocaties herinneren.

De werkruimte aanpassen

Om een aangepaste werkruimte te maken, beweegt en bewerkt u deelvensters (die in Photoshop paletten en in Adobe
Creative Suite 2 componenten worden genoemd).

Het smalle, blauwe neerzetgebied geeft aan dat het deelvenster Kleur zal worden gekoppeld boven het deelvenster Lagen.
A. Titelbalk B. Tab C. Drop zone


U kunt aangepaste werkruimtes opslaan en schakelen tussen deze werkruimtes.
In Photoshop kunt u de tekengrootte van de tekst wijzigen in de optiebalk, deelvensters en knopinfo. Kies een grootte in het
menu Fontgrootte gebruikersinterface in Algemene voorkeuren.
Opmerking: Als u een video wilt bekijken over het aanpassen van de werkruimte in Illustrator, gaat u naar
www.adobe.com/go/vid0032_nl. Als u een video wilt bekijken over het aanpassen van de werkruimte in InDesign, gaat u naar
www.adobe.com/go/vid0065_nl.

Deelvensters koppelen en ontkoppelen:

Een dock is een verzameling deelvensters of deelvenstergroepen die samen worden weergegeven, meestal in verticale
richting. U koppelt en ontkoppelt deelvensters door ze in en uit een dock te verplaatsen.
Opmerking: Koppelen is niet hetzelfde als stapelen. Een stapel is een verzameling van vrij zwevende deelvensters of
deelvenstergroepen, die van boven naar onder gegroepeerd zijn.
• Omeen deelvenster te koppelen, sleept u het met de tab in de dock, naar boven, beneden of tussen andere deelvensters.
• Om een deelvenstergroep te koppelen, sleept u het met de titelbalk (de volle lege balk boven de tabs) in de dock.
• Om een deelvenster of deelvenstergroep te verwijderen, sleept u ze uit de dock met de tab of de titelbalk. U kunt ze in
een andere dock slepen of ze vrij zwevend maken.

Deelvenster Navigator dat naar de nieuwe positie wordt gesleept, aangeduid met een blauwe, verticale markering


Deelvenster Navigator dat is gekoppeld in zijn eigen dock

Deelvensters verplaatsen:

Terwijl u een deelvenster verplaatst, ziet u blauw gemarkeerde drop zones gebieden waarnaar u het deelvenster kunt
verplaatsen.Ukunt een deelvenster bijvoorbeeld omhoog of omlaag in een dock verplaatsen door het naar de smalle blauwe
drop zone boven of onder een ander deelvenster te slepen. Als u het naar een gebied sleept dat geen drop zone is, zweeft het
venster vrij in de werkruimte.
• Om een deelvenster te verplaatsen, sleept u het met de tab.
• Om een deelvenstergroep of een stapel van vrij zwevende deelvensters te verplaatsen, sleept u de titelbalk.
Druk op Ctrl (Windows) of Control (Mac OS) terwijl u een deelvenster verplaatst om te voorkomen dat het wordt
gekoppeld.
Docks en deelvensters toevoegen en verwijderen
Als u alle deelvensters uit een dock verwijdert, verdwijnt de dock. U kunt nieuwe docks door de deelvensters naar drop
zones naast bestaande docks of naar de randen van de werkruimte verplaatsen.
• Om een deelvenster te verwijderen, klikt u op het pictogram sluiten (de X in de rechterbovenhoek van het tabblad) of
schakelt u het uit in het menu Venster.
• Om een deelvenster toe te voegen, selecteert u het in het menu Venster en koppelt u waar u wilt.
Deelvenstergroepen bewerken
• Omeendeelvenster in eengroep te verplaatsen, sleept u de tab vanhet deelvensternaarde gemarkeerde drop zone boven
aan de groep.

Een deelvenster toevoegen aan een deelvenstergroep

• Om deelvensters in een groep te herschikken, sleept u de tab van het deelvenster naar een nieuwe locatie in de groep.
• Om een deelvenster uit de groep te verwijderen zodat het vrij zweeft, sleept u het deelvenstermet de tab buiten de groep.
• Als u een deelvenster vooraan wilt plaatsen in de groep, klikt u op de tab van het deelvenster.
• Om gegroepeerde deelvensters samen te verplaatsen, versleept u de titelbalk van de deelvensters (boven de tabs).

Vrij zwevende deelvensters stapelen:

Als u een deelvenster uit de dock van het deelvenster sleept, maar niet in de drop zone, zweeft het deelvenster vrij rond,
waardoor u het op elke plaats in de werkruimte kunt plaatsen. Deelvensters kunnen ook in de werkruimte zweven als ze
eerst worden geselecteerd in het Venstermenu. U kunt vrij zwevende deelvensters of deelvenstergroepen samen stapelen,
zodat ze zich verplaatsen als een eenheid wanneer u de hoogste titelbalk versleept. (Deelvensters die deel uitmaken van een
dock kunnen niet op deze manier worden gestapeld of als een eenheid worden verplaatst.)

Vrij zwevende gestapelde deelvensters

• Om vrij zwevende deelvensters te stapelen, sleept u het deelvenster met de tab naar de drop zone onder in een ander
deelvenster.
• Om de stapelvolgorde te wijzigen, sleept u een deelvenster naar boven of naar beneden met de tab.
Opmerking: Zorg ervoor dat u de tab boven de smalle drop zone tussen deelvensters loslaat en niet in de brede drop zone in
een titelbalk.
• Omeen deelvenster of deelvenstergroep uit de stapel te verwijderen, zodat het uit zichzelf zweeft, sleept u het uit de stapel
met de tab of titelbalk.

Deelvensters vergroten, verkleinen of minimaliseren:

• Om een deelvenster te vergroten of te verkleinen, sleept u een zijde van het deelvenster of het formaatvakje naar de
rechterbenedenhoek. Bepaalde deelvensters, zoals het deelvenster Kleur in Photoshop, kunnen niet worden vergroot of
verkleind door te slepen.
• Als u de breedte van alle deelvensters in een dock wilt wijzigen, sleept u de grijper links bovenaan in een dock.
• Om een deelvenster, deelvenstergroep of stapel deelvensters te minimaliseren, klikt u op de knop Minimaliseren in de
titelbalk.
U kunt zelfs een deelvenstermenu openen als het deelvenster is geminimaliseerd.

Knop Minimaliseren

Deelvensters die zijn samengevouwen tot pictogrammen bewerken:

Deelvensters samenvouwen tot pictogrammen om de werkruimte overzichtelijk te houden. (In bepaalde gevallen worden
deelvensters samengevouwen tot pictogrammen in de standaardwerkruimte.) Klik op een pictogram van het deelvenster
om het deelvenster uit te vouwen. U kunt slechts één deelvenster of deelvenstergroep tegelijk uitvouwen.

Deelvensters samengevouwen tot pictogrammen


Deelvensters die vanuit pictogrammen zijn uitgevouwen

• Om deelvensters in een dock samen of uit te vouwen, klikt u op de dubbele pijl boven in de dock.
• Als u het formaat van de deelvensterpictogrammen zodanig wilt wijzigen dat u alleen de pictogrammen (en niet de labels
ziet), sleept u de grijper bovenaan in het dock naar de pictogrammen totdat de tekst verdwijnt. (Om de tekst van het
pictogram opnieuw weer te geven, sleept u de grijper weg van de deelvensters.)
• Om het pictogram van één deelvenster uit te vouwen, klikt u erop.
• Om een uitgevouwen deelvenster opnieuw samen te vouwen tot een pictogram, klikt u op de tab, het pictogram of de
dubbele pijl in de titelbalk van het deelvenster.
Als u Pictogramdeelvensters automatisch samenvouwen in de Interface of de voorkeuren van de Gebruikersinterface-opties
selecteert, wordt een pictogram van een uitgevouwen deelvenster automatisch samengevouwen als u elders klikt.
• Om een deelvenster of deelvenstergroep aan een pictogrammendock toe te voegen, sleept u ze uit de dock met de tab of
de titelbalk. (Deelvensters worden automatisch samengevouwen tot pictogrammen als ze aan een pictogrammendock
worden toegevoegd.)
• Om een pictogram (of een pictogrammengroep van een deelvenster) van een deelvenster te verplaatsen, versleept u de
balk die boven het pictogramverschijnt. U kunt pictogrammen van deelvensters in de dock naar boven of naar beneden
verslepen, in de docks (waar ze worden weergegeven in de deelvensterstijl van die dock), of buiten de dock (waar ze
verschijnen als vrij zwevende, uitgevouwen deelvensters).