Zoomen en locaties in afbeeldingen afstemmen

1 Open een of meerdere afbeeldingen of meerdere kopieën van één afbeelding.
2 Kies Venster > Ordenen > Naast elkaar/Onder elkaar.
3 Kies Venster > Ordenen > Zoomen en locatie afstemmen.


Zonder de selectie Zoomen en locatie afstemmen (boven) en met de selectie Zoomen en locatie afstemmen (onder)

4 Selecteer het gereedschap Zoomen of het handje.
5 Selecteer een van de afbeeldingen, houd Shift ingedrukt, en klik in een gebied of sleep een gebied van een afbeelding. De
andere afbeeldingen worden vergroot of verkleind tot hetzelfde percentage en uitgespreid over het gebied waarin u hebt
geklikt.

Een locatie afstemmen in afbeeldingen

1 Open een of meerdere afbeeldingen of meerdere kopieën van één afbeelding.
2 Kies Venster > Ordenen > Naast elkaar/Onder elkaar om de afbeeldingen naast of onder elkaar weer te geven.
3 Selecteer het handje en voer een van de volgende handelingen uit:
• Selecteer Alle vensters schuiven op de optiebalk en sleep vervolgens om een ander gebied te zien in een van de
afbeeldingen.
• Kies Venster > Ordenen > Locatie afstemmen, houd Shift ingedrukt en klik of sleep een gebied in een van de
afbeeldingen. Bij de andere afbeeldingen wordt hetzelfde gebied weergegeven.

Afbeeldingen weergeven in meerdere vensters

Uw afbeeldingen worden weergegeven in het documentvenster. Met meerdere vensters kunt u hetzelfde bestand op
verschillendemanieren bekijken. In hetmenu Venster staat een lijstmet geopende vensters. Als u een geopende afbeelding
naar de voorgrond wilt halen, kiest u de bestandsnaamonder aan hetmenu Venster.Hoeveel vensters u per afbeelding kunt
openen, hangt af van de hoeveelheid beschikbaar geheugen.
1 Kies Venster > Ordenen > Nieuw venster voor [bestandsnaam afbeelding].
2 Als u de vensters wilt ordenen, kiest u Venster > Ordenen en kiest u een van de volgende opties:
Trapsgewijs Geeft vensters weer die van linksboven naar rechtsonder in lagen en trapsgewijs op het scherm liggen.
Naast elkaar of Onder elkaar Geeft vensters naast of onder elkaar weer.Als u afbeeldingen sluit, worden de groottes van de
openstaande vensters aan de beschikbare ruimte op het scherm aangepast.
(Windows) Pictogrammen schikken Lijnt geminimaliseerde afbeeldingsvensters uit langs de onderkant van het scherm.
U kunt met de optie Alle vensters schuiven van het gereedschap Handje door alle geopende afbeeldingen bladeren. Selecteer
deze optie in de optiebalk en sleep in een afbeelding om door alle zichtbare afbeeldingen te bladeren.

In- of uitzoomen

Ga als volgt te werk:
• Selecteer het gereedschap Zoomen en klik op de knop Inzoomen of Uitzoomen op de optiebalk. Klik in het
gebied dat u wilt vergroten.
• Selecteer het gereedschap Zoomen. De aanwijzer verandert in een vergrootglas met een plusteken in het midden. Klik
midden in het gebied dat u wilt vergroten of houd Alt (Windows) of Option (Mac OS) ingedrukt en klik in het midden
van het gebied dat u wilt verkleinen.Met elke klik vergroot of verkleint u de weergave één niveau tot het vooraf ingestelde
percentage.
Opmerking: Als u het gereedschap Inzoomen of Uitzoomen gebruikt, vergroot of verkleint u met elke klik de weergave één
niveau tot het volgende vooraf ingestelde percentage en wordt het punt waar u klikt het middelpunt van de weergave. Als de
afbeelding niet verder kan worden vergroot (tot 1600%) of verkleind (tot 1 pixel), is het vergrootglas 'leeg'.
• Selecteer het gereedschap Zoomen en sleep hiermee een rechthoek met stippellijn, ook wel een selectiekader genoemd,
om het gebied dat u wilt vergroten. Als u het selectiekader om de illustratie wilt verplaatsen, houdt u de spatiebalk
ingedrukt en sleept u totdat het selectiekader op de gewenste locatie staat.
• Kies Weergave > Inzoomen of Weergave > Uitzoomen. Wanneer de afbeelding tot het maximum is vergroot of tot het
minimum is verkleind, wordt de opdracht grijs weergegeven.
• Stel het zoomniveau in de linkerbenedenhoek van het hoofdvenster of in het palet Navigator in.
• Als u een bestand op 100% wilt weergeven, kiest u Weergave > Werkelijke pixels.
• Als u de weergave wilt wijzigen zodat deze in het documentvenster past, kiest u Weergave > In venster.
Als u een muis met een schuifwieltje hebt, kunt u dit gebruiken om in en uit te zoomen als u het gereedschap Zoomen hebt
geselecteerd. Kies Bewerken > Voorkeuren > Algemeen (Windows) of Photoshop > Voorkeuren > Algemeen (Mac OS) en
selecteer de optie Zoomen met schuifwiel om deze werkwijze mogelijk te maken.

In- of uitzoomen op meerdere afbeeldingen:
1 Open een of meerdere afbeeldingen of kopieën van één afbeelding.
2 Kies Venster > Ordenen > Naast elkaar/Onder elkaar om de afbeeldingen naast of onder elkaar weer te geven.
3 Selecteer het gereedschap Zoomen en voer een van de volgende handelingen uit:
• Selecteer Inzoomen alle vensters op de optiebalk en klik in een van de afbeeldingen. Er wordt tegelijkertijd ingezoomd
of uitgezoomd op de andere afbeeldingen.
• Kies Venster > Ordenen > Zoomen afstemmen. Houd Shift ingedrukt en klik op een van de afbeeldingen. Vervolgens
wordt er tot hetzelfde percentage ingezoomd of uitgezoomd op de andere afbeeldingen.

Vergroten door middel van slepen:
1 Selecteer het gereedschap Zoomen.
2 Sleep over het deel van de afbeelding dat u wilt vergroten.


Slepen met het gereedschap Zoomen om een afbeelding groter weer te geven

Het gebied binnen het selectiekaderwordtweergegevenmet demaximale vergroting. Als u het selectiekader in de illustratie
in Photoshop wilt versplaatsen, sleept u eerst een selectiekader en houdt u vervolgens de spatiebalk ingedrukt tijdens het
slepen.

Het venster automatisch wijzigen tijdens het zoomen:
Activeer het gereedschap Zoomen en kies op de optiebalk Vensters passend. Het venster verandert van grootte wanneer
u de weergave van de afbeelding vergroot of verkleint.
Wanneer Vensters passend maken is uitgeschakeld (standaard), houdt het venster dezelfde grootte bij elke vergroting van
de afbeelding. Dit is vooral handig wanneer u op een kleine monitor of met trapsgewijs geordende afbeeldingen werkt.
Opmerking: Als u het formaat van het venster automatisch wilt aanpassen wanneer u de afbeeldingsweergave met sneltoetsen
vergroot of verkleint, kiest u Bewerken > Voorkeuren > Algemeen (Windows) of Photoshop > Voorkeuren > Algemeen
(Mac OS), selecteert u de voorkeursoptie Vensters vergroten/verkleinen door zoomen en klikt u op OK.

Een afbeelding weergeven bij een percentage van 100%:
Ga op een van de volgende manieren te werk:
• Dubbelklik op het gereedschap Zoomen in de gereedschapset.
• Kies Weergave > Werkelijke pixels.
• Voer 100% in in de statusbalk en druk op Enter (Windows) of Return (Mac OS).
Opmerking: De 100%-weergave van een afbeelding toont de afbeelding zoals deze in een browser wordt weergegeven (op basis
van de monitor- en afbeeldingsresolutie).

Een afbeelding aan het scherm aanpassen:
Ga op een van de volgende manieren te werk:
• Dubbelklik op het handje in de gereedschapset.
• Kies Weergave > In venster.
• Selecteer een gereedschap voor zoomen of het handje en klik op de knop In venster op de optiebalk.
Hierdoor worden zowel het zoomniveau als de venstergrootte aan de beschikbare ruimte op het scherm aangepast.

Het palet Navigator gebruiken

Met het palet Navigator wijzigt u snel de weergave van uw illustratie met behulp van een miniatuur. Het gekleurde vak in
de Navigator (het proxyweergavegebied) is hetzelfde als het gebied dat u in het venster ziet.
Voer een of meer van de volgende handelingen uit:
• Als u het palet Navigator wilt weergeven, selecteert u Venster > Navigator.
• Om de vergroting te wijzigen, typt u een waarde in het tekstvak, klikt u op de knop Uitzoomen of Inzoomen of versleept
u de zoomregelaar.
• Om de weergave van een afbeelding te verplaatsen, sleept u het proxyweergavegebied in de miniatuurweergave van de
afbeelding. U kunt ook op de miniatuurweergave van de afbeelding klikken om het zichtbare gebied aan te duiden.
• Als u de kleur van het proxyweergavegebied wilt wijzigen, selecteert u Paletopties in het paletmenu. Selecteer een vooraf
ingestelde kleur in het pop-upmenu voor kleuren of dubbelklik in het kleurenvak om een aangepaste kleur te kiezen.


Palet Navigator
A. Knop paletmenu B.Miniatuurweergave van illustratie C. Proxyweergavegebied D. Tekstvak Zoomen E. Knop Uitzoomen
F. Zoomregelaar G. Knop voor inzoomen

Het weergavegebied van een afbeelding wijzigen

Ga op een van de volgende manieren te werk:
• Gebruik de schuifbalken van het venster.
• Selecteer het gereedschap Handje en versleep de afbeelding in het venster.

Slepen met het handje om een ander gedeelte van de afbeelding weer te geven

• Sleep het gekleurde vak (proxyweergavegebied) in het palet Navigator.
Als u het handje wilt gebruiken terwijl een ander gereedschap is geselecteerd, houdt u de spatiebalk ingedrukt terwijl u in
de afbeelding sleept.

De modus voor schermweergave wijzigen

Met de opties voor de schermmodus kunt u afbeeldingen op het volledige schermweergeven.Ukunt de menubalk, titelbalk
en schuifbalken weergeven of verbergen.
Ga op een van de volgende manieren te werk:
• Als u het standaardvenster wilt weergeven (menubalk boven in het scherm en schuifbalken aan de zijkanten), kiest u
Weergave > Schermmodus > Modus Standaardscherm of klikt u op de knop Schermmodus wijzigen in de
gereedschapset totdat Modus Standaardscherm wordt weergegeven.
• Als u een volledig scherm wilt weergeven met een menubalk en een achtergrond van 50% grijs, maar geen titelbalk of
schuifbalken, kiest u Weergave > Schermmodus > Modus Volledig scherm met menubalk of klikt u op de knop
Schermmodus wijzigen in de gereedschapset totdat Modus Volledig scherm met menubalk wordt weergegeven.
• Als u een volledig scherm wilt weergeven met een zwarte achtergrond en zonder titelbalk, menubalk of schuifbalken,
kiest u Weergave > Schermmodus > Modus Volledig scherm of klikt u op de knop Schermmodus wijzigen in de
gereedschapset totdat Modus Volledig scherm wordt weergegeven.
• Als u een documentvenster van maximaal formaat wilt weergeven dat alle beschikbare ruimte tussen de paletgebieden
vult en dat zich aan eventuele wijzigingen in de breedte van paletgebieden aanpast, kiest uWeergave > Schermmodus >
Modus Volledig scherm of klikt u op de knop Schermmodus wijzigen in de gereedschapset totdat Modus Volledig
scherm wordt weergegeven.

Voorinstellingen voor gereedschappen maken en gebruiken

Met voorinstellingen voor gereedschappen kunt u gereedschapsinstellingen opslaan en hergebruiken. U kunt bibliotheken
met voorinstellingen voor gereedschappen maken, laden en bewerken met de voorinstellingenkiezer op de optiebalk, met
het palet Voorinstellingen gereedschap en met Beheer voorinstellingen.
Als u een voorinstelling voor een gereedschap wilt kiezen, klikt u op de voorinstellingenkiezer in de optiebalk en selecteert
u een voorinstelling in het pop-uppalet. U kunt ook Venster > Voorinstellingen gereedschap kiezen en vervolgens een
voorinstelling selecteren in het palet Voorinstellingen gereedschap.

De voorinstellingenkiezer voor gereedschappen weergeven
A. Klik op de voorinstellingenkiezer voor gereedschappen op de optiebalk om het pop-uppalet Voorinstellingen gereedschap weer te geven.
B. Selecteer een voorinstelling om de opties voor het gereedschap te wijzigen in de voorinstellingen. Elke keer dat u het gereedschap selecteert,
worden deze instellingen gebruikt, totdat u Gereedschap herstellen in het paletmenu kiest. C. Schakel dit selectievakje uit om alle
voorinstellingen voor gereedschappen weer te geven. Schakel het selectievakje in om alleen voorinstellingen weer te geven voor het gereedschap
dat is geselecteerd in de gereedschapset.


Voorinstellingen voor een gereedschap maken:
1 Kies een gereedschap en selecteer de opties die u als voorinstelling wilt opslaan in de optiebalk.
2 Ga op een van de volgende manieren te werk:
• Klik op de knop Voorinstellingen gereedschap naast het gereedschap, links op de optiebalk.
• Kies Venster > Voorinstellingen gereedschap om het palet Voorinstellingen gereedschap weer te geven.
3 Ga op een van de volgende manieren te werk:
• Klik op de knop Nieuwe voorinstelling voor gereedschap maken .
• Kies Nieuwe voorinstelling gereedschap in het paletmenu.
4 Geef een naam op voor de voorinstelling en klik op OK.

De lijst met voorinstellingen voor gereedschappen wijzigen:
Klik op de driehoek om het pop-upmenu van het palet Voorinstellingen gereedschap te openen en maak één van de
volgende keuzes:

Alle voorinstellingen gereedschap tonen Toont alle geladen voorinstellingen.
Sorteren op gereedschap Voorinstellingen worden per gereedschap gesorteerd.
Voorinstellingen huidig gereedschap tonen Toont alleen de geladen voorinstellingen voor het actieve gereedschap. U kunt
ook de optie Alleen huidig gereedschap selecteren in het pop-uppalet Voorinstellingen gereedschap.
Alleen tekst, Kleine lijst of Grote lijst Bepaalt hoe voorinstellingen worden weergegeven in het pop-uppalet.

De optiebalk gebruiken

De optiebalk verschijnt onder de menubalk boven in de werkruimte. De optiebalk is contextgevoelig, deze verandert
namelijk als u verschillende gereedschappen selecteert. Bepaalde instellingen in de optiebalk (zoals tekenmodi en dekking)
worden gebruikt voor verschillende gereedschappen, terwijl andere instellingen specifiek zijn bedoeld voor één
gereedschap.

Met behulp van de greep kunt u de optiebalk in de werkruimte verplaatsen en aan de onder- of bovenkant van het scherm
koppelen.Wanneer u de aanwijzer op een gereedschap plaatst, wordt er knopinfo voor het gereedschap weergegeven. Kies
Venster > Opties om de optiebalk te tonen of te verbergen.

De optiebalk van het gereedschap Lasso
A. Greep B. Knopinfo


Om de standaardinstellingen van gereedschappen te herstellen, klikt u met de rechtermuisknop (Windows) of houdt u
Control ingedrukt en klikt u (Mac OS) op het gereedschapspictogramop de optiebalk en kiest u Gereedschap herstellen of
Alle gereedschappen herstellen in het contextmenu.

Voor meer informatie over instellingsopties voor een bepaald gereedschap kunt u de naam van het gereedschap opzoeken
in de Help bij Photoshop.

Aanwijzers van gereedschappen wijzigen

Elke standaardaanwijzer heeft zijn eigen hotspot, de plaats waar een effect of handeling in de afbeelding begint. Bij demeeste
gereedschappen kunt u overschakelen op precisiecursors waarvan het dradenkruis de hotspot is.
In de meeste gevallen is de aanwijzer van een gereedschap identiek aan het pictogram van dat gereedschap, u ziet die
aanwijzer als u het gereedschap selecteert. De standaardaanwijzer voor de selectiekadergereedschappen is het
dradenkruis ; de standaardaanwijzer voor het gereedschap Tekst is de i-vormige aanwijzer en de standaardaanwijzer
voor de tekengereedschappen is het pictogram Penseelgrootte.
1 Kies Bewerken > Voorkeuren > Cursors (Windows) of Photoshop > Voorkeuren > Cursors (Mac OS).
2 Kies de gewenste aanwijzerinstellingen voor Tekencursors of Andere cursors:
Standaard Geeft aanwijzers weer als gereedschapspictogrammen.
Exact Geeft aanwijzers weer als een dradenkruis.
Penseelgrootte (alleen bij tekencursors) Geeft de cursor voor het tekengereedschapweer als een penseel, die de grootte van
de huidige penseel weergeeft. Bij zeer grote penselen worden penseelgroottecursors vaak niet weergegeven.
3 Selecteer opties voor de penseelcursor als u Penseelgrootte hebt geselecteerd als de instelling voor de
gereedschapaanwijzer:
Normaal De rand van de aanwijzer correspondeert met ongeveer 50% van het gebied waar het gereedschap invloed op
heeft. Deze optie toont de pixels die zichtbaar worden beïnvloed.
Volledige grootte De rand van de aanwijzer correspondeert met ongeveer 100% van het gebied dat het gereedschap
beïnvloedt, of bijna alle pixels die worden beïnvloed.
Altijd dradenkruis tonen Geeft dradenkruis weer in het midden van het penseel.
4 Klik op OK.
De opties bij Tekencursors bepalen de aanwijzers voor de volgende gereedschappen:
Gummetje, Potlood, Penseel, Retoucheerpenseel, Stempel, Patroonstempel, Snelle selectie, Natte vinger, Vervagen,
Verscherpen, Tegenhouden, Doordrukken en Spons.
De opties bij Andere cursors bepalen de aanwijzers voor de volgende gereedschappen:
Selectiekader, Lasso, Veelhoeklasso, Toverstaf, Uitsnijden, Segment, Reparatie, Pipet, Pen, Verloop, Lijn, Emmertje,
Magnetische lasso, Magnetische pen, Pen voor vrije vorm, Meetlat en Kleurenpipet.

U kunt wisselen tussen standaardcursors en precisiecursors als aanwijzer voor bepaalde gereedschappendoor opCapsLock
te drukken.